DE U VAN UITZENDING

Na 1 juli 2015 blijft het uitzendbureau de verantwoordelijke partij in relatie tot de uitzendkrachtwerknemer, niet de inlener waar de uitzendkracht te werk wordt gesteld. De Wet Werk en Zekerheid brengt hierin geen verandering. Dus is en blijft de uitzendorganisatie als werkgever degene die de arbeidsovereenkomst aangaat met de uitzendkracht en degene die hem kan beëindigen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het uitzendbureau onder de WWZ net als iedere andere werkgever verplicht moet aanzeggen. Daarnaast is het uitzendbureau aangewezen op de verplichte ontslagroutes en moet zij een transitievergoeding betalen als aan de voorwaarden is voldaan. Wat dat laatste betreft: de uitzendonderneming kan natuurlijk wel afspraken maken met de inlener dat zij hier geheel of gedeeltelijk voor gecompenseerd wordt door de inlener. Of en hoe zij dat doet, is aan de uitzendorganisatie.

Verder is belangrijk dat via de WWZ de mogelijkheden om bij cao af te wijken van de wet zijn verruimd. Het is dus zaak de toepasselijke uitzend-cao goed te bestuderen. Zo kan bij cao een uitzendperiode worden opgerekt tot maximaal 78 weken. Daarnaast is het nieuwe begrip ‘opvolgend werkgeverschap’ relevant voor de uitzendbranche en inleners van uitzendkrachten. Na 1 juli 2015 hoeft de opvolgende werkgever namelijk geen inzicht meer te hebben gehad in de kwaliteiten van de werknemer. Als een uitzendkracht na een periode van uitzending uiteindelijk bij de inlener in dienst treedt, kan dat gevolgen hebben voor de hoogte van de transitievergoeding. Wordt de inlener namelijk als opvolgende werkgever van het uitzendbureau gezien, dan telt de uitzendperiode bij die inlener mee voor de transitievergoeding.